IK BEN DE OPSTANDING EN HET LEVEN

Volg Mij en laat de doden hun doden begraven.
Waarom zijt gij ontsteld
en waarom komen er overwegingen op in uw hart?
Ziet mijn handen en mijn voeten,
dat Ik het zelf ben; betast Mij en ziet,
dat een geest geen vlees en beenderen heeft,
zoals gij ziet, dat Ik heb.
Ik ben de opstanding en het leven;
wie in Mij gelooft, zal leven,
ook al is hij gestorven.

Mijn woord, dat de opstanding en het leven is, zal niet
voorbijgaan, omdat het leven eeuwig is. Jij bent het werk
van God en Zijn werk is volkomen beminnelijk en volkomen
liefdevol. Zo moet een mens in zijn hart over zichzelf
denken, want dat is wat hij is.
Je opstanding is je herontwaken. Ik ben het model voor
wedergeboorte, maar de wedergeboorte zelf is enkel het
dagen in je geest van wat zich daar al bevindt. God heeft
het daar Zelf geplaatst, en dus is het voor altijd waar. Ik heb
erin geloofd en het daarom voor mijzelf als waar aanvaard.
Ik ben jouw opstanding en jouw leven. Je leeft in mij omdat
je leeft in God. En iedereen leeft in jou, zoals jij in iedereen
leeft. Kun je dan onwaardigheid in een broeder waarnemen
en die niet waarnemen in jezelf? En kun je die in jezelf
waarnemen en niet waarnemen in God?
Geloof in de opstanding, want ze is volbracht, en ze werd
in jou volbracht. Dit is nu evenzeer waar als het ooit waar
zal zijn, want de opstanding is de wil van God, die geen
tijd en geen uitzonderingen kent.
Nog een korte tijd en je zult mij zien, want ik ben niet verborgen
omdat jij verborgen bent. Even zeker als ik zelf ontwaakt
ben, zal ik jou ontwaken, want ik ben ontwaakt voor jou. In
mijn opstanding ligt jouw bevrijding. Het is onze opdracht
te ontsnappen aan de kruisiging, niet aan de verlossing.
Vertrouw op mijn hulp, want ik ging niet alleen, en ik zal
met jou meegaan, zoals onze Vader met mij meeging.
Laat het dode en voorbije vredig worden vergeten. De
opstanding is ervoor in de plaats gekomen. En nu maak jij
deel uit van de opstanding, niet van de dood.
Wees een getuige voor het wonder, en niet voor de wetten
van de zonde. Het is niet nodig nog langer te lijden. Maar
het is nodig dat je geheeld wordt, omdat de pijn en het
lijden van de wereld haar doof hebben gemaakt voor haar
verlossing en bevrijding.
De opstanding van de wereld wacht op jouw heling en
blijdschap, opdat jij de heling van de wereld aanschouwelijk
kunt maken.
Ik kan jou helen omdat ik je ken. Ik ken jouw waarde voor
jou, en juist die waarde maakt jou heel.
Kan de verlossing van de wereld een onbeduidend doel zijn?
En kan de wereld verlost zijn als jij dat niet bent?
God heeft één Zoon en hij is de opstanding en het leven.
Zijn wil geschiedt omdat hem alle macht is gegeven in de
Hemel en op aarde.
Door jouw transfiguratie is de wereld verlost en in
blijdschap van schuld bevrijd.
Nu heffen we vreugdevol en dankbaar onze verrezen
geesten op tot Hem die ons onze geestelijke gezondheid
heeft teruggegeven.
Mijn opstanding keert terug telkens wanneer ik een broeder
veilig naar de plaats leid waar de reis eindigt en vergeten
wordt. Ik word vernieuwd telkens wanneer de geest van
een broeder zich tot het licht in hem keert en naar mij zoekt.
Ik ben niemand vergeten.
Help me nu jou terug te leiden naar waar de reis begon,
om samen met mij een andere keus te maken.
Jij bent mijn stem, mijn ogen, mijn voeten, mijn handen
waarmee ik de wereld verlos. Het Zelf waaruit ik tot je
roep, is niets anders dan het jouwe. We gaan samen tot Hem.
Neem je broeders hand, want dit is geen weg die we alleen
begaan. In hem ga ik met jou, en jij met mij. Onze Vader
wil dat Zijn Zoon één is met Hem. Wat kan er leven dat
niet één is met jou?

‘Wees in mijn gedachten, mijn Vader, wanneer ik
ontwaak, en schijn de hele dag door Uw licht op
mij. Laat elke minuut een moment zijn waarin ik
met u verblijf. En laat mij niet vergeten uurlijks
dank te zeggen dat U bij me bent gebleven en er
altijd zult zijn om mijn roep tot U te horen en mij
antwoord te geven. Wanneer de avond valt, laat
al mijn gedachten nog steeds die van U en Uw
Liefde zijn. En laat me slapen, zeker van mijn
veiligheid, verzekerd van Uw zorg, en me in
blijdschap bewust dat ik Uw Zoon ben.’